id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20216 | broeder | broeder: broor (Meterik) | broeder [SGV (1914)] III-3-3 |
33614 | broeibak | broeibak: broeibak (Meterik) | [SGV (1914)] I-7 |
18197 | broek: algemeen | boks: bŏŏks (Meterik), gīi̯ loept ok aalt mit ən āfgəzaktə bŏoks (Meterik), heei heel zien bŏoks ŏop mit ēnə bŏoksəbânt (Meterik) | broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3 |
18309 | broeksriem | boksenband: heei heel zien bŏoks ŏop mit ēnə bŏoksəbânt (Meterik) | Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3 |
20335 | broer | broer: broor (Meterik) | broeder [SGV (1914)] III-2-2 |
24307 | brommen, zoemen van een insect | brommen: brŏĕme (Meterik) | brommen [SGV (1914)] III-4-2 |
34342 | bronstig | berig: biǝrex (Meterik), bērex (Meterik), bęrex (Meterik) | Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12 |
20769 | brood | brood: brōēwt (Meterik), brôêt (Meterik) | brood [DC 39 (1965)], [RND] III-2-3 |
25500 | broodoven | oven: oavǝ (Meterik), ǭvǝ (Meterik) | De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1 |
25657 | brouwen | brouwen: brǫwǝ (Meterik) | Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.] II-2 |