e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mettekoven

Overzicht

Gevonden: 793
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ham, hesp hesp: verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  hyps (Mettekoven) hesp [ZND 24 (1937)] III-2-3
handschoen haas: hās (Mettekoven), [mv. haaste]  iən pār hāste (Mettekoven) een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] III-1-3
handzeef zeef: zęi̯f (Mettekoven) De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.] I-4
hangen hangen: haŋe (Mettekoven) hangen [ZND 25 (1937)] III-1-2
haring haring: ēring (Mettekoven) haring [ZND 26 (1937)] III-2-3
hartelijk goed: zeͅ heͅbbəoͅs gud ontvangə (Mettekoven) Ze hebben ons gul (hartelijk, vriendelijk, enz) ontvangen. [ZND 24 (1937)] III-3-1
haten haten: a͂te (Mettekoven) Haten. [ZND 26 (1937)] III-3-1
haver haver: hāvǝr (Mettekoven) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
hazelaar notenstruik: nøtestruk (Mettekoven) hazelstruik [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazenoot: azeneut (Mettekoven) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3