e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluit fom: foͅm (Mheer), kluit: kluut (Mheer) (Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] || kluit van leem en gruis III-2-1
kluit aarde bonk: bōŋk (Mheer), klonter: klōntǝr (Mheer), klot: klǫt (Mheer), kluit: klȳt (Mheer), knode: knǭj (Mheer), schoon: šōn (Mheer) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: kloewe (Mheer), kluje (Mheer) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knibbelen: knibbele (Mheer) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knappen knappen: knappe (Mheer) met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)] III-4-4
knarsen kniersen: kniersje (Mheer) een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)] III-4-4
knecht knecht: eine nuje knech (Mheer) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knēxt (Mheer), knęi̯t (Mheer), knɛx (Mheer) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden kneden: knē̜i̯ǝ (Mheer) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen knellen: knelle (Mheer), pitsen: peetsje (Mheer), pitsje (Mheer) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2