e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achteruit achter gen huis: aajter g⁄n hōēṣ (Mheer) Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)] III-2-1
achteruitgaan achteruitgaan: aajteroetgooë (Mheer) Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)] III-1-2
achterwand kopeind: kop˱ent (Mheer) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
adamsappel adamsappel: adamsappel (Mheer) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adder adder: adder (Mheer), WLD  adder (Mheer) Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] || nadder (adder) [SGV (1914)] III-4-2
adem adem: aom (Mheer), oajem (Mheer), asem: aosem (Mheer) adem [SGV (1914)] III-1-1
ademen adem krijgen: eeg koës geinen aojem kriege (Mheer), ademen: aodeme (Mheer), oajeme (Mheer, ... ), asemen: aoseme (Mheer) ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: aor (Mheer, ... ), aore (Mheer), de aore va ziene veurkop (Mheer), oajer (Mheer) ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] || de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] III-1-1
afdak afdak: aafdaak (Mheer), schop: shop (Mheer) afdak [SGV (1914)] III-2-1
afdingen afpingelen: aafpingele (Mheer) proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1