24622 |
hondsviooltje |
hondsviool:
WLD
hondsviōēl (Q196p Mheer)
|
Hondsviooltje, 5 tot 35 cm groot. De stengels zijn liggend of opstijgend; de bladeren alleen aan de stengels, en hebben ongevleugelde stelen. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, meestal met hartvormige voet; de steunblaadjes zijn klein en getand; de blo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
honger hubbe (Q196p Mheer)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
hongertig:
hungertig (Q196p Mheer)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honig:
honex (Q196p Mheer),
honing:
honeŋ (Q196p Mheer)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
huijer (Q196p Mheer),
huit (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
hö:jt (Q196p Mheer),
kop:
kop (Q196p Mheer),
kóp (Q196p Mheer),
kùp (Q196p Mheer)
|
hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bolles:
bölles (Q196p Mheer),
Plat.
bölles (Q196p Mheer),
botskop:
boetskop (Q196p Mheer),
knikker:
knikker (Q196p Mheer),
knots:
knötsj (Q196p Mheer)
|
[N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18187 |
hoofddoek |
hoofddoek:
huiddook (Q196p Mheer),
plaggetje:
plekske (Q196p Mheer)
|
hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
geperste kop:
gepeersjde kop (Q196p Mheer),
hoofdvlees:
huidvleisch (Q196p Mheer),
huijtvleisj (Q196p Mheer),
huitvlêsh (Q196p Mheer),
trijp:
trep (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (Q196p Mheer)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
19654 |
hoofdkussen |
hoofdkussen:
høͅi̯tkøͅsə (Q196p Mheer),
kussen:
køͅsə (Q196p Mheer)
|
hoofdkussen [SGV (1914)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|