22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
sjuppe (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
31694 |
schors |
schil:
šøl (Q196p Mheer)
|
De ruwe buitenkant van de stam en takken van een boom. In sommige dialecten bestaat er een verschil in benaming tussen de schors van naaldbomen en die van andere bomen. Het betreft de plaatsen Lommel (K 278), Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Hechtel L 352), Peer (L 355), Neerglabbeek (L 367), Houthalen (L 414), Hasselt (Q 2) en Martenslinde (Q 89). De schors van de naaldboom wordt daar met een locale uitspraakvariant van het woordtype schil aangeduid, de schors van andere bomen met die van schors. In Lanklaar (L 422) wordt het woord schaal (šal) alleen voor de schors van dennenbomen gebruikt [N 50, 8a-b; N 75, 83d; A 45, 32; L 34, 54a-b; monogr.]
II-12
|
24492 |
schors (alg.) |
schil:
WLD
sjul (Q196p Mheer)
|
De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24721 |
schors van naaldbomen |
schil:
WLD
sjul (Q196p Mheer)
|
De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18283 |
schort zonder borststuk |
korte scholk:
korte sjolk (Q196p Mheer),
lage scholk:
lange sjolk (Q196p Mheer),
voorscholk:
vöörsjolk (Q196p Mheer)
|
voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
25069 |
schortvol |
scholkvol:
sjolkvol (Q196p Mheer)
|
de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21367 |
schot |
schot:
schööt (Q196p Mheer)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
de sjouwere optrekke (Q196p Mheer),
schouwer (Q196p Mheer),
shouwer (Q196p Mheer),
sjowwer (Q196p Mheer)
|
Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)] || schouder [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17638 |
schouderblad |
schouderblad:
Bij dieren: sjoft.
sjowwerblaad (Q196p Mheer)
|
Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18679 |
schoudermanteltje |
pelerine (<fr.):
kort manteltje dat door de vrouwen nog gedragen werd omstreeks 1935
pellerien (Q196p Mheer)
|
schoudermanteltje [pelderien, pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|