e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
valsspeler valsspeler: vālsj sjpōͅlər (Mheer) Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)] III-3-2
van hoge afkomst van hoge komaf: spottend  van hoeg kaomaf (Mheer), van huis uit rijk: van hoes oet riek (Mheer) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van katoen geven hellen: helle (Mheer) alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)] III-1-4
van uitlopers ontdoen (scheuten) afdoen: āfdūn (Mheer) Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.] I-5
van veren wisselen ruien: ryi̯ǝ (Mheer), ruizelen: rȳzǝlǝ (Mheer) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vange (Mheer) vangen [DC 02 (1932)] III-1-2
vanger bij krijgertje spelen vanger: vanger (Mheer) De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)] III-3-2
vanzelfsprekend natuurlijk: da’s natuurlijk (Mheer), vanzelf: vanzelf (Mheer) Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] || vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)] III-1-4
varen varen: varen (Mheer, ... ) varen [ZND 08 (1925)] III-3-1
varen (alg.) vaan: WLD  vaan (Mheer) Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)] III-4-3