e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weduwe wedevrouw: weddevrow (Mheer), weedevrou (Mheer), widdevrouw: widdevrouw (Mheer), widvrouw: witfrow (Mheer) weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)], [ZND 08 (1925)] III-2-2
weduwnaar wedeman: weddemaan (Mheer), widdeman: widdemaan (Mheer), widdenaar: widdenêr (Mheer) weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
weefsel, stof stof: schtoef (Mheer), shtôf (Mheer) stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
weelde luxe: luks (Mheer) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weerbarstig contraire (fr.): contraire (Mheer) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerborstel weerborstel: nne wèèrbörsjtel (Mheer) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten weerlichten: ⁄t wèèrleejt (Mheer) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: wèèrleejt (Mheer, ... ), ps. letterlijk overgenomen.  weyrleejt (Mheer) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] || weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wèr (Mheer, ... ), wèèr (Mheer) (vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)] || weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
weerwolf weerwolf: wèrwouf (Mheer) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3