e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zien, kijken kijken: kieke (Mheer), lonken: loonke (Mheer), zien: zeen (Mheer), zi (Mheer), zīē (Mheer) kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)] III-1-1
zijde zij: pieng in ⁄n ziej (Mheer), ziej (Mheer, ... ), zij(de): zīj (Mheer) Hij heeft pijn in zijn zijde. [ZND 08 (1925)] || Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] || zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)] II-7, III-1-1
zijden omslagdoek zijden plag: zieje plak (Mheer) omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)] III-1-3
zijn neus snuiten snuiten: sjnūūte (Mheer) snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)] III-1-2
zijn tevredenheid betuigen zich bedanken: zich bedaanke (Mheer) zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)] III-1-4
zijn woede luchten uitkuren: ōētkuure (Mheer) zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)] III-1-4
zijspleet in de overrok schreurslok: [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]  sjruuerslook (Mheer) zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3
zijstukken van het raam krauwen: krǫu̯ǝ (Mheer) De beide korte delen van het raamwerk, waarin de as van de rol bevestigd is. [JG 2c; JG 1b add.; N 11A, 184d + 185c; div.; monogr.] I-2
zijtak zijtak: WLD  ziej-tak (Mheer) Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)] III-4-3
zilverschoon ganzerik: WLD  ganzerik (Mheer) Zilverschoon (potentilla anserina 15 tot 50 cm groot. De stengels zijn kruipend, met lange wortelende uitlopers; de bladeren zijn oneven geveerd, de blaadjes zijn gezaagd en aan de onderkant wit zijdeachtig behaard; de bloemen groeien afzonderlijk, zijn [N 92 (1982)] III-4-3