17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieke (Q196p Mheer),
lonken:
loonke (Q196p Mheer),
zien:
zeen (Q196p Mheer),
zi (Q196p Mheer),
zīē (Q196p Mheer)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
pieng in ⁄n ziej (Q196p Mheer),
ziej (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
zij(de):
zīj (Q196p Mheer)
|
Hij heeft pijn in zijn zijde. [ZND 08 (1925)] || Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] || zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
II-7, III-1-1
|
18680 |
zijden omslagdoek |
zijden plag:
zieje plak (Q196p Mheer)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snuiten:
sjnūūte (Q196p Mheer)
|
snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
zich bedanken:
zich bedaanke (Q196p Mheer)
|
zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19221 |
zijn woede luchten |
uitkuren:
ōētkuure (Q196p Mheer)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
schreurslok:
[Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]
sjruuerslook (Q196p Mheer)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32826 |
zijstukken van het raam |
krauwen:
krǫu̯ǝ (Q196p Mheer)
|
De beide korte delen van het raamwerk, waarin de as van de rol bevestigd is. [JG 2c; JG 1b add.; N 11A, 184d + 185c; div.; monogr.]
I-2
|
24725 |
zijtak |
zijtak:
WLD
ziej-tak (Q196p Mheer)
|
Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24758 |
zilverschoon |
ganzerik:
WLD
ganzerik (Q196p Mheer)
|
Zilverschoon (potentilla anserina 15 tot 50 cm groot. De stengels zijn kruipend, met lange wortelende uitlopers; de bladeren zijn oneven geveerd, de blaadjes zijn gezaagd en aan de onderkant wit zijdeachtig behaard; de bloemen groeien afzonderlijk, zijn [N 92 (1982)]
III-4-3
|