19445 |
achteruit |
achter gen huis:
aajter g⁄n hōēṣ (Q196p Mheer)
|
Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17951 |
achteruitgaan |
achteruitgaan:
aajteroetgooë (Q196p Mheer)
|
Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34584 |
achterwand |
kopeind:
kop˱ent (Q196p Mheer)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsappel (Q196p Mheer)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
adder (Q196p Mheer),
WLD
adder (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] || nadder (adder) [SGV (1914)]
III-4-2
|
17781 |
adem |
adem:
aom (Q196p Mheer),
oajem (Q196p Mheer),
asem:
aosem (Q196p Mheer)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
adem krijgen:
eeg koës geinen aojem kriege (Q196p Mheer),
ademen:
aodeme (Q196p Mheer),
oajeme (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
asemen:
aoseme (Q196p Mheer)
|
ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
aore (Q196p Mheer),
de aore va ziene veurkop (Q196p Mheer),
oajer (Q196p Mheer)
|
ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] || de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
19803 |
afdak |
afdak:
aafdaak (Q196p Mheer),
schop:
shop (Q196p Mheer)
|
afdak [SGV (1914)]
III-2-1
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aafpingele (Q196p Mheer)
|
proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|