17820 |
steken |
steken:
stɛkǝn (Q177p Millen)
|
Het prikken met de angel in de huid door de bijen. [N 63, 73b; Ge 37, 124; monogr.]
II-6
|
21421 |
stelen |
stelen:
stèle (Q177p Millen)
|
stelen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
doppen:
Mondelinge informatie Ronny Keulen.
doppe (Q177p Millen)
|
stempelen
III-3-1
|
34050 |
stier |
duur:
dȳr (Q177p Millen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugels:
stibi̯ø.gǝls (Q177p Millen)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
34018 |
stilstaan |
ju(j):
jȳ (Q177p Millen)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
19659 |
stofblik |
troffel:
trufəl (Q177p Millen)
|
stofblik [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
18357 |
stoffen pantoffel |
slof:
sloefe (Q177p Millen)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
roe:
znd 23, 60c;
ruu (Q177p Millen)
|
stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
stola (Q177p Millen)
|
stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|