e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opbrengst van een aardappelstruik kooksel: kǫksǝl (Milsbeek) Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19] I-5
open kant open kant: ōpǝ kānt (Milsbeek) De naar buiten uitstekende zoolband van een schoen. Zie afb. 44. [N 60, 105a] II-10
open kant [wld ii.10, p. 44] open kant: óópə kaant (Milsbeek) De naar buiten uitstekende zoolband van een schoen? (open kant?) Vgl. tek. 88. [N 60 (1973)] III-1-3
openbare verkoop uitroep: ⁄n uutrōēp (Milsbeek), verkoop: ⁄n verkoop (Milsbeek) openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)] III-3-1
opgebaard zijn op het lijkstrooi liggen: hij lit óp ’t liekstroj (Milsbeek) hij ligt opgebaard III-2-2
opgroeiend jong kipje hennetje: henǝkǝ (Milsbeek) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophalen poetsen: putsǝ (Milsbeek), uitpoetsen: ytputsǝ (Milsbeek) De laatste poetsbewerking van de schoen met behulp van borstels en zachte doeken om de schoen zijn diepste glans te geven. [N 60, 143a] II-10
opklaren opklaren: ópklaoren (Milsbeek) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opleppen opleppen: oplɛpǝ (Milsbeek) Een big met koemelk grootbrengen. [N 19, 16; N 19, 15; monogr.] I-12
opper grote opper: grōtǝ ø̜pǝr (Milsbeek) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3