24877 |
herik |
herik:
hɛrek (L163a Milsbeek),
melmherik:
mɛlǝmhɛrek (L163a Milsbeek)
|
Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5
|
34145 |
herkauwen |
nirken:
nirkǝ (L163a Milsbeek)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
es˱ benǝ (L163a Milsbeek)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
20393 |
het huwelijk ontbinden |
afgaan:
afgaon (L163a Milsbeek)
|
scheiden
III-2-2
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
afdrē̜jǝ (L163a Milsbeek),
afhalen:
afhǭlǝ (L163a Milsbeek)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
29651 |
het kleibed doornat maken |
hozen:
ōzǝ (L163a Milsbeek
[(met water dat uit een in de nabijheid gemaakte greppel (grep) werd gehaald)]
)
|
In Q 83 werden met behulp van een lepelboor (lęp\lbu\r) gaten in de klei gemaakt. Vervolgens werd water op de klei gegooid dat door de gaten in de klei trok. Daardoor werd de grond vers (vi\s) en beter te bekneden (b\knē̜\). [N 98, 63; N 98, 68; monogr.]
II-8
|
29656 |
het kleibed in de rot zetten |
in de rot zetten:
en dǝ rǫt ˲zę ̞tǝ (L163a Milsbeek),
laten rotten:
lǭtǝ rǫtǝ (L163a Milsbeek)
|
De klei doornat laten rusten, zodat het water overal kan doordringen, hetgeen het uiteenvallen van alle nog aan elkaar geplakte kleideeltjes bevordert. [monogr.]
II-8
|
29655 |
het kleibed met de voeten treden |
baggeren:
bagǝrǝ (L163a Milsbeek)
|
[N 98, 67; monogr.]
II-8
|
29653 |
het kleibed omzetten |
omzetten:
ømzę ̞tǝ (L163a Milsbeek)
|
[N 98, 65]
II-8
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
aftrę̄i̯ǝ (L163a Milsbeek)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|