e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Moelingen

Overzicht

Gevonden: 788
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klimop wintergroen: -  weentergrun (Moelingen) klimop [ZND 36 (1941)] III-4-3
klomp klomp: kloomp (Moelingen), klōmp (Moelingen) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)] II-12, III-1-3
kluit fom: fom (Moelingen) bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] III-2-1
knecht, algemeen knecht: knęxt (Moelingen), knɛx (Moelingen) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knie knie: kne:i (Moelingen) knie [RND] III-1-1
knikker huib: toevoeging: een glazen of stenen ...  høͅib (Moelingen) Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] III-3-2
knolraap, raap reuben: rø̄bǝ (Moelingen) Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20] I-5
knoop knoop: knōp (Moelingen) Plat, rond schijfje of min of meer bolvormig voorwerpje van been, hout, metaal enz., dat aan kleding of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij als een middel om ze te doen sluiten of met een deel van hetzelfde of met een ander stuk te verbinden. [N 59, 135; N 62, 65a; Gi 1.IV, 48; Wi 5; S 18; MW; monogr.] II-7
knorren knorren: knǫrǝ (Moelingen) Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
knuppel, knots knuppel: knøpəl (Moelingen), remmel: remmel (Moelingen) knuppel [RND], [ZND 36 (1941)] III-1-2