e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

Gevonden: 2015
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoektand oogtand: Soms gebruikt.  aūgtänj (Molenbeersel) oogtanden [ZND 07 (1924)] III-1-1
hoepel reep: enə reĭp (Molenbeersel) Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] III-3-2
hoepelen repen: de i staat heel klein bovenaan achter de e  reipe (Molenbeersel) Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hommel hommel: ook in ZND 01, a-m  hø̄məl (Molenbeersel) hommel [ZND 27 (1938)] III-4-2
homp, brok, klont klot: klot (Molenbeersel) kluit [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: ho.ntjš (Molenbeersel), hoūntj (Molenbeersel), hoͅnt (Molenbeersel), hūntj (Molenbeersel), u eigenlijk superscript  hoͅūūnt (Molenbeersel), stootblok: stootblok (Molenbeersel) hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m] || Stuk hout (in de standerdmolen) waaraan het vanghoofd door middel van een ijzeren haak bevestigd is. Zie ook afb. 51.3. [N O, 12k; A 42A, 83] II-3, III-2-1
hondenhok hondskooi: hoͅntskūi̯ (Molenbeersel) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
honing honing: hō.neŋ (Molenbeersel), hōnǝŋ (Molenbeersel) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers pers: pɛrs (Molenbeersel) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofd hoofd: høit (Molenbeersel), kop: de aoren op zien kop (Molenbeersel) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || Een groot voorhoofd. [ZND 08 (1925)] III-1-1