e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

Gevonden: 2015
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange broek boks: būoks (Molenbeersel), lange boks: ən laŋ būoks (Molenbeersel) lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
lange spruit lange spruit: laŋǝ sprūt (Molenbeersel) De langste van de twee spruiten. Zie ook afb. 25 en 26 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52b; N O, 52a; N O, 51a; monogr; A 42A, 107 add.] II-3
langen langen: Geven.  langen (Molenbeersel) Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)] III-1-2
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strē.p (Molenbeersel) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: det geit lansem (Molenbeersel) Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)] III-4-4
lantaarn licht: leicht (Molenbeersel) lantaarn [ZND 37 (1941)] III-2-1
lastig (werken) lastig: ook materiaal znd 30, 02  lästəx (Molenbeersel) lastig [ZND 01 (1922)] III-1-4
laten laten: lōaten (Molenbeersel), lōtə (Molenbeersel) laten [ZND 08 (1925)], [ZND 25 (1937)] III-1-2
lauw lauw: lauw water (Molenbeersel) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
leeftijd, ouderdom ouderdom: aojerdom (Molenbeersel), aojərdoum (Molenbeersel) ouderdom [ZND 05 (1924)] III-2-2