33401 |
geitestal |
geitestal:
gēi̯tǝ[stal] (P214p Montenaken)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
24483 |
geknotte wilg |
mei:
mêê(je) (P214p Montenaken, ...
P214p Montenaken)
|
knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
17580 |
gekruld haar |
gekruld haar:
gekrold haor (P214p Montenaken),
krullenhaar:
krolle hoar (P214p Montenaken)
|
hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
dje moet geld həbbe vor konne te betőwele (P214p Montenaken),
geld (P214p Montenaken),
geͅlt (P214p Montenaken),
hij es den hoed van papa en mam heur geld, papa zen kaau en papa zenen hond (P214p Montenaken),
mam, bij wee moet ich geld haale (P214p Montenaken),
xaelṭ (P214p Montenaken)
|
geld [RND], [ZND 44 (1946)] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
23207 |
geloven |
geloven:
geloe(ə)ve (P214p Montenaken),
geluuve (P214p Montenaken)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
chanard (fr.):
eene chanchard (P214p Montenaken),
gelukkige tappe:
⁄t es n gelukigen teppe (P214p Montenaken)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18165 |
genezen |
genezen:
wier geneezen (P214p Montenaken)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
huurwinning:
hyrweleŋ (P214p Montenaken),
winning:
weleŋ (P214p Montenaken)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepensionneet (P214p Montenaken)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsvar:
prɛ̄s˲vɛ̄ǝr (P214p Montenaken)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|