e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

Gevonden: 5966
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
busguts busguts: bøs˲gøts (Montfort) De zware holronde beitel met lange steel waarmee het met behulp van avegaar en schulpboor in de naaf geboorde gat passend wordt gemaakt voor de naafbus. Zie ook afb. 194 en het lemma ɛnaafbusɛ in wld II.11, pag. 133.' [N G, 26c] II-12
buskruit buskruit: buskroet (Montfort), kruit: kroet (Montfort), pulver (<lat.): polfer (Montfort), polvər (Montfort) buskruit [SGV (1914)] || licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)] III-3-1
bussel geharkte aren kretsel: kretsel (Montfort) De bussel aren die door het naharken of nascharren wordt bijeengebracht. Doorgaans wordt deze bussel gebonden met een band, maar in het noordelijke Truierlands wordt opgemerkt dat een dergelijke bussel los op de kar of in de stuik werd bijgestoken. Vergelijk ook de lemma''s ''bussel kort stro'' (6.1.29) en ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4). [N 15, 38d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
bussel kort stro warbussel: wǫrbøsǝl (Montfort), wis: wes (Montfort) Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28] I-4
bussel uitgedorst stro bos: bus (Montfort) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buur buurman: buurman (Montfort), nabuur: naober (Montfort) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurman buurman: buurman (Montfort), nabuur: naober (Montfort, ... ) buurman [SGV (1914)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurt buurt: buurt (Montfort), nabuur: in de naober (Montfort), nabuurschap: naoberschap (Montfort) buurt (in de ~) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten avondkorten: aovendjkorte (Montfort), buurten: buurte (Montfort), buurtə (Montfort), klenderen: klenjere (Montfort) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] || de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1
caleidoscoop kijkbus: kiekbus (Montfort, ... ), kijkdoos: kiekdoos (Montfort) Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)] III-3-2