e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

Gevonden: 5966

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
abt overste: euverste (Montfort) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
accijns accijns (<lat.): accijns (Montfort), aksiens (Montfort) de belasting op etenswaren [accijns] [N 90 (1982)] III-3-1
achtel, maat van 12,5 liter achtel: achtel (Montfort) de maat die een inhoud aangeeft van 12,5 liter [achtel] [N 91 (1982)] III-4-4
achterdocht achterdocht: achterdocht (Montfort) achterdocht [SGV (1914)] III-1-4
achterdochtig achterbaks: achter baks (Montfort), achterdochtig: agtərdogtig seen (Montfort) een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)] III-1-4
achtergebleven hooi harken kratsen: kratsen (Montfort) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhoofd kruin: kruun (Montfort) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1
achterijzer achterijzer: axtǝrīzǝr (Montfort) Hoefijzer voor de achterhoef van het paard. Het achterijzer heeft meestal een ovale vorm. Zie ook afb. 223b. [N 33, 353; N 33, 354b] II-11
achterklauw bijklauw: biklau̯w (Montfort), vers: vēs (Montfort) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achterknie hak: hak (Montfort), hazesprong: hāzǝšprøŋk (Montfort) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9