| 28511 |
derdeling |
derdeling:
dɛ.rdǝleŋ (Q090p Mopertingen)
|
Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
| 19167 |
deugniet |
deugeniet:
ook materiaal znd 23,4
dêgeniet (Q090p Mopertingen)
|
deugniet [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 18291 |
deuk in een hoed |
bluts:
blets (Q090p Mopertingen),
vouw:
’n va (Q090p Mopertingen)
|
een deuk [ZND 33 (1940)]
III-1-3
|
| 33451 |
deurtje in een poortvleugel |
klein poortje:
klɛi̯n piǝtšǝ (Q090p Mopertingen)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
| 21493 |
deurwaarder |
huissier (fr.):
hissi (Q090p Mopertingen),
hoessier (Q090p Mopertingen)
|
deurwaarder [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
| 21310 |
dief |
schelm:
chelm (Q090p Mopertingen)
|
dief [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
| 32690 |
diep |
diep:
dīp (Q090p Mopertingen)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
| 19087 |
diepzinnig |
diepzinnig:
hè is diepzinnig (Q090p Mopertingen)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
| 24300 |
dier, beest |
beest:
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
bees (Q090p Mopertingen),
ook in ZND 23, 009
bees (Q090p Mopertingen)
|
beest [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
| 17676 |
dij |
bats:
bats (Q090p Mopertingen)
|
Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|