e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrammen schrammen: sjrième (Munstergeleen) schrammen (ww) [SGV (1914)] III-1-2
schrede schritt (du.): sjrit (Munstergeleen) schrede [SGV (1914)] III-1-2
schreeuwen keken: kē̜kǝ (Munstergeleen), schreeuwen: sjrièwe (Munstergeleen) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || schreeuwen [SGV (1914)] I-12, III-3-1
schrikkeljaar schrikkeljaar: sjrikkeljoar (Munstergeleen) schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2
schroeien snerken: šnerkə (Munstergeleen) schroeien [SGV (1914)] III-2-1
schuchter bleu: bleù (Munstergeleen) bloode [SGV (1914)] III-1-4
schudden met de riek schuddelen: šø̜dǝlǝ (Munstergeleen) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schuimspaan schuimlepel: sjuumlêpel (Munstergeleen) schuimspaan [SGV (1914)] III-2-1
schuld schuld: sjout (Munstergeleen) schuldig [SGV (1914)] III-3-1
schurft rui: roew (Munstergeleen) schurft [SGV (1914)] III-1-2