e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haas haas: haas (Nederweert, ... ), hazen (mv.): haaze (Nederweert) haas [SGV (1914)] || hazen [SGV (1914)] III-4-2
haasje-over bokspringen: bókspringe (Nederweert) Haasje-over. III-3-2
haast hebben heksen: hekse (Nederweert), jagen: jaage (Nederweert), zich haasten: zich haoste (Nederweert), zich spoeden: zich speuje (Nederweert) haasten, spoeden || snel iets doen, zich haasten || zich haasten || zich spoeden III-1-4
haastig drei: drieè (Nederweert), haastig: haostig (Nederweert, ... ) haastig [SGV (1914)] III-1-4
hagedis ektis: eektes (Nederweert), ekvis: eekvès (Nederweert) (muur)hagedis [SGV (1914)] || hagedis [Weijnen BN 06 (1939)] III-4-2
hagelen hagelen: haachele (Nederweert, ... ), hagele (Nederweert) hagelen [DC 53A (1978)], [SGV (1914)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagelsteen: hachelstēīn? (Nederweert) hagelsteen [SGV (1914)] III-4-4
hagelx hagel: haachel (Nederweert) hagel [SGV (1914)] III-4-4
hak hak: hak (Nederweert), schrabber: sxrabǝr (Nederweert) De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] || Werktuig om de grond los te hakken, spade met een gekromd blad. Het gereedschap had een algemeen doel en diende, behalve om te wieden, ook voor andere doeleiden, zoals het schrapen (van strooisel of mest), het egaliseren van te diep uitgereden karresporen, het aanhogen van aardappelen (vergelijk het lemma Aanaardhak), enz. Deze nevendoeleinden zijn hier en daar in de benamingen terug te vinden. [N 11, 88; N 12, 45; N 15, 4 en 6a; N 18, 37, 40 en 41; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 42, 40; monogr.] I-5, II-10
hak van een schoen hak: hak (Nederweert, ... ) hak van de schoen [N 07 (1961)] III-1-3