e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honingdrank mede: mēj (Nederweert) Na de verwijdering van de honing uit de raten houdt men ruwe was over die gezuiverd wordt met water. De gegiste honing- en wateroplossing wordt dan mee of mede, honingdrank genoemd. [N 63, 120a; R 3, 45; Ge 37, 148; JG 2b-5, add.; monogr.] II-6
hoofd kop: kop (Nederweert), köp (Nederweert) hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)] III-1-1
hoofd (spotnamen) bol: bol (Nederweert), bòl (Nederweert), kiebus: kiebes (Nederweert, ... ), knikkerd: knikkert (Nederweert), knoeperd: B.v. ne dikke knoepert.  knoepert (Nederweert), kwiebus: B.v. eemes op zunne kwiebus houwe.  kwiebus (Nederweert) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofdbalken van de eg eegdebalken: ēgdjǝbɛlǝk (Nederweert) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofddoek neusdoek: nuizĕk (Nederweert) hoofddoek [SGV (1914)] III-1-3
hoofdkaas hoofdkaas: Huitkieës met broeët  huitkieës (Nederweert), hoofdvlees: huitvleis (Nederweert) zult || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)] III-2-3
hoofdkussen hoofdpeluw: høͅtpøͅleŋ (Nederweert), kopkussen: koͅpkøͅsə (Nederweert) hoofdkussen [SGV (1914)] III-2-1
hoofdluis luis: loês (Nederweert), lōēs (Nederweert) luis III-4-2
hoofdpijn koppijn: koppien (Nederweert) hoofdpijn [DC 27 (1955)] III-1-2
hoofdstel hoofdsel: hø̜tsǝl (Nederweert) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10