e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slaghout bij het beugelen plet: plet (Nederweert), slager: sleger (Nederweert), Sub slieëger.  sleêger (Nederweert) Slaghout bij beugelen. || Slaghout bij beugelspel. III-3-2
slagijzer klopijzer: klǫp˱ī.zǝr (Nederweert) Het stuk ijzer waarmee de mandenmaker het vlechtwerk dichter opelkaar slaat. Zie ook afb. 277. In Stokkem (L 423) werd dit werk met de zijkant van de hand gedaan; in Diepenbeek (Q 71) beschermde men de hand daartoe met een stuk leer. [N 40, 56; monogr.] II-12
slaglijnen slaglijnen: slāxlīnǝ (Nederweert) De drie of vier touwen waarmee de zeilen in gedeeltelijk opgerolde toestand worden vastgelegd. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛkoordjeɛ, ɛhalflijnɛ en ɛstroomlijnɛ.' [N O, 5f; N O, 5e; N O, 5j; N O, 5b; A 42A, 70; A 42A, 71] II-3
slak kelderslak: kêlderslek (Nederweert), slak: slek (Nederweert, ... ) kelderslak || slak [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)] III-4-2
slakkenhuis slakkenhuisje: slekkehuuske (Nederweert) slakkenhuisje [SGV (1914)] III-4-2
slang slang: slang (Nederweert) slang III-4-2
slappe koffie foezel: foezel (Nederweert), klaterjanus: klaaterjaanes (Nederweert), schotelswater: schootelswaater (Nederweert, ... ), schotelwater: schoeëtelwaater (Nederweert), schootelwaater (Nederweert, ... ), slappe willie: Syst. WBD  slappe wielie (Nederweert), zauwel: Syst. WBD  zauwel (Nederweert) slappe koffie || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] || slechte koffie III-2-3
slecht bemesten uitpegelen: ūtpēgǝlǝ (Nederweert) Het gebruik van weinig of geen mest of van mest van slechte kwaliteit heeft tot gevolg dat de opbrengst gering is en de grond uiteindelijk uitgeput raakt. Een gevolg hiervan is weer dat het bedrijf er op achteruit gaat. Als redenen voor slechte bemesting kunnen genoemd worden: armoede, gierigheid of ondeskundigheid. [N 11, 26; N 11A, 31; JG 1b add.] I-1
slecht gesneden hengst piet: pit (Nederweert) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht mens, slechte kerel filou (fr.): fieloe (Nederweert), schoft: schóft (Nederweert), schurk: schörrek (Nederweert) schoft, schurk || schurk III-1-4