e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wielstoel driepoot: dripōt (Neer), vierpoot: vērpōt (Neer) Een blok, bank of driepoot, voorzien van een pin, waarop de gespaakte naaf van een velg wordt voorzien. Het geheel ligt daarbij horizontaal op de wielstoel. De velg van een karrenwiel bestaat uit een aantal segmenten. Die worden eerst op de spaken gelegd om te passen. Vervolgens worden de spaken op lengte afgezaagd. Dan worden met behulp van hamer en beitel of een speciaal werktuig, de pennendraaier, aan het uiteinde van de spaken pennen gestoken of gedraaid. Tot slot worden de velgsegmenten definitief aan elkaar en aan de spaken vastgemaakt. Zie ook de lemmata ɛvelgɛ en ɛvergaringenɛ in wld I.13, pag. 16-18.' [N G, 9] II-12
wijde regenmantel zonder mouwen cape (eng.): keep (Neer) regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)] III-1-3
wijn wijn: wīēn (Neer) wijn [RND] III-2-3
wijnstok, wingerd wingerd: eigen spellingsysteem  wingerd (Neer) De klimplant met handvormige bladeren en groenwitte bloempjes de de wijndruif levert (wijnrank, wingerd, wijger, vijger, wijgert, driveger), [N 82 (1981)] I-7
wijsvinger wijsvinger: wiesvinger (Neer) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wijwatervat wijwaterbak: wiewaterbak (Neer) De met wijwater gevulde bak bij de ingang(en) van de kerk [wijwater(s)bak, -vat, -steen?]. [N 96A (1989)] III-3-3
wijzerplaat van het torenuurwerk wijzerplaat: wiezerplaat (Neer) De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)] III-3-3
wijzers van het torenuurwerk wijzers: wiezers (Neer) De wijzers van de torenklok. [N 96A (1989)] III-3-3
wilde zuring zuring: zōreŋ (Neer) Wilde zuring of veldzuring, een algemeen voorkomende plant met rood uitziende stelen en een losse aarachtige bloemtop die in de weiden en langs de sloten groeit: Rumex acetosa (tot 50 cm hoog) of Rumex acetosella (25 cm hoog). Botanici onderscheiden vele variëteiten, die ongetwijfeld tussen de onderstaande namen zijn terug te vinden. Naamsverwarring met de klaverzuring (Oxalis acetosella), die van een andere familie is dan de veldzuring, slechts 10 cm hoog en met drietallige blaadjes gelijkend op de gewone klaver, is zeker niet uit te sluiten. De meest voorkomende volksnamen voor deze plant bevatten het element klaver-; daarom zijn deze apart geplaatst (groep B). Onder C staan nog enkele volksnamen die doorgaans andere planten aanduiden, zoals hazebrood (voor Luzula, veldbies), hondsribbe (voor Plantago lanceolata, smalle weegbree) en suikerij (voor Taraxacum, paardebloem); zie ook de toelichting bij het lemma ''oude grassoorten''. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen de hier behandelde wilde zuring die als onkruid wordt beschouwd en die de koeien niet eten (en dus moet worden bestreden) en de tamme zuring die als groente wordt gekweekt. De Limburgse volksnamen voor deze laatste plant komen ter sprake in de afleveringen over het Boerenhuis bij de moestuin. Zie afbeelding 1.' [N 14, 84a; JG 1b, 2c; L 34, 57; monogr.] I-3
wilg (alg.) wijde: wieje (Neer) wilg [N 38 (1971)] III-4-3