e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zacht winterweer open (weer): aope wèèr (Neer) zacht winterweer [open, wak] [N 22 (1963)] III-4-4
zachte wind, briesje wind op sokken: oppe zuk (Neer), zokken (Neer) nauwelijks hoorbare wind [floes] [N 81 (1980)] III-4-4
zachtharige bezem keerbezem: kéérbaesem (Neer), kéérbessem (Neer) bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)] III-2-1
zakdoek tassendoek: tèssendook (Neer), tassenplag: tèsseplak (Neer) zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] III-1-3
zakgeld zondagsgeld: zunjesgeldj (Neer, ... ) zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)] III-2-2, III-3-1
zakhorloge morenschijf: (peen-wortel schijf) [vgl. WNT: moor (III), Mnl. more [...] Naam van een gewas. Thans niet in gebruik // De Tamme Pastinaken...]  moare sjief (Neer) uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)] III-1-3
zandkorrel, korreltje zand zandkorreltje: zandj körrelke (Neer) zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)] III-4-4
zang, bussel gelezen aren zang: zaŋ (Neer) De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
zaniken, zeuren nosteren: nostere (Neer), zagen: zaege (Neer), zaniken: zaanikke (Neer, ... ), zemelen: zeemele (Neer), zeuren: zeure (Neer), zeveren: zeivere (Neer) langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] III-3-1
zavel, lichte klei zavel: zaavel (Neer, ... ) zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)] III-4-4