e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onrijp, onvolgroeid groen: eigen spellingsysteem  greun (Neer) Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] I-7
onrustig gejaagd: gejaagdj (Neer), onrustig: onrustig (Neer) geen rust hebben [N 85 (1981)] III-1-4
onrustig persoon roerwarmoes: cf. WNT XXIV s.v. "warmoes - warmmoes, wermoes"Samenst. "roerwarmoes  roemoos (Neer) een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)] III-1-4
onrustig zijn door moerloosheid rouwen: rouwen (Neer) Onrustig of neerslachtig worden van de bijen ten gevolge van moerloosheid. Een volk dat pas moerloos is geworden, is onrustig aan het zoeken; veel bijen lopen aan de voorzijde van de korf of kast. Wanneer de imker een flinke tik geeft tegen de buitenkant van korf of kast, laten de bijen een langgerekte, klaaglijke toon horen, het huilen der bijen. [N 63, 61a;] II-6
onschuldig onnozel: onneuozel (Neer) zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)] III-1-4
onstuimig driftig: driftig (Neer), geladen: gelaa (Neer), gelaaje (Neer), giftig: giftig (Neer) moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)] III-1-4
onstuimige lucht grillige lucht: ein grēllige lòcht (Neer) onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)] III-4-4
ontberen mankatie hebben: hee haet mankaassie aan (Neer), mankeren: het mankeertj aan.... (Neer), missen: hee mistj... (Neer), ontbreken aan: ontbriktj aan.... (Neer), veel tekort aan ...: veul te kort aan..... (Neer) niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)] III-3-1
ontsmettingsmiddel kelksel: kɛlksǝl (Neer), kopervitriool: kǭpǝrvitriūǝl (Neer) Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b] I-4
ontvangen beuren: béure (Neer) in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)] III-3-1