e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langen langen: Geven, overreiken en zeer zelden nemen.  laŋə (Neerglabbeek) Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)] III-1-2
langpootmug hooiwagen: huujwage (Neerglabbeek) langpootmug III-4-2
langwerpige streep van voorhoofd tot neus witte streep: wetǝ strī.p (Neerglabbeek) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: deͅt xeit langzām (Neerglabbeek) Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)] III-4-4
lantaarn lantaarn: Ein grute lantèèr möt ein hiêl klein leechtsje: iemand die veel praats heeft maar weinig te vertellen weet Zuu ein(e) moot men möt ein lanrèèr goan zeke: zulke bijzondere persoon vindt men niet elke dag  lantèèr (Neerglabbeek), lantarie: lantəry (Neerglabbeek), lantaring: soms gebruikt  lantèring (Neerglabbeek) lantaarn [ZND 37 (1941)] III-2-1
last, moeilijkheid miserie: waat ein mezèrie toch z ook mert en leid  mezérie (Neerglabbeek) ongemak, moeilijkheid III-1-4
lasteren rijten: Eme(s) er ferm duurri-jte  ri-jte (Neerglabbeek) van iemand kwaadspreken III-1-4
lastig (werken) lastig: det is zuu lestiges eine naakse in zi-jn maal pisse  lestig (Neerglabbeek), ook materiaal znd 30, 02  leͅstəx (Neerglabbeek), moeilijk: det waas èè mooilik vroagstèk, mân  mooilik (Neerglabbeek) lastig [ZND 01 (1922)] || moeilijk III-1-4
lastig kind nest: Vervèlend nöst deste bös  nöst (Neerglabbeek) lastig wezen III-1-4
laten laten: lo.tə (Neerglabbeek), lōtə (Neerglabbeek) laten [ZND 25 (1937)], [ZND 46 (1946)] III-1-2