24582 |
meidoorn |
doornheg:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
dɛrəkɛk (L367p Neerglabbeek)
|
haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
mijkēͅvər (L367p Neerglabbeek),
mulder:
mölder (L367p Neerglabbeek)
|
meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
gors:
nogal denigrerend
gòrs (L367p Neerglabbeek),
maagdje:
afleiding van maagd
mèègdsje (L367p Neerglabbeek),
pul:
pöl (L367p Neerglabbeek),
vrouwtje:
vruiwke (L367p Neerglabbeek),
wicht:
wècht (L367p Neerglabbeek)
|
een (niet noodzakelijk) kleinevrouw, als een jeugdig meisje || knap en flink meisje || meisje
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
wicht:
wècht (L367p Neerglabbeek)
|
verloofde of vriendin
III-2-2
|
22800 |
melden (kaartterm) |
melden:
(zich laten horen)
ziX melde (L367p Neerglabbeek)
|
Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
33294 |
melganzevoet |
smeel:
smēl (L367p Neerglabbeek)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (L367p Neerglabbeek),
mɛ.lǝk (L367p Neerglabbeek)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
afromer:
ā.frou̯i̯mǝr (L367p Neerglabbeek)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
24808 |
melkdistel |
scheve:
shijf (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mɛ.lkǝ (L367p Neerglabbeek),
mɛlkǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|