e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

Gevonden: 4545
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bronstig, van merries hits: hets (Neeritter) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: broeod (Neeritter) brood [DC 39 (1965)] III-2-3
brood netten kleuren: kleuren (Neeritter) Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.] II-1
brood uit de oven halen uithalen: ūthǭlǝ (Neeritter) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
brood uit het blik of van de plaat halen uitwasemen: ūtwāsǝmǝ (Neeritter) Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52] II-1
broodje mastel: ronde broodjes met opening in zo groot als een gulden  mastellen (Neeritter), pistolet: langwerpig licht gebakken broodje vijftien cm lang ongeveer  pistolés (Neeritter), smik: fijner witbrood zonder vulsel in de vorm van een zweep  smikken (Neeritter), stoet: aan mekaar gebakken broodjes, vierkant ongeveer acht cm hoog, die afgebroken worden dus geen gebakken zijkantjes hebben  stoete (Neeritter), Werden aan mekaar gebakken en los gebroken.  stoet (Neeritter), stoetje: Werden aan mekaar gebakken en los gebroken.  stuutjes (Neeritter), vlinder: een soort piedeeg bestrooid met poedersuiker, in de vorm van strik of vlinder  vlinders (Neeritter) verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodkar broodkar: brūǝtkɛr (Neeritter) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1
broodkorst korstje: kø̄stjǝs (Neeritter) De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.] II-1
broodmes broodmes: broeodmets (Neeritter) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodoven oven: oven (Neeritter), ōvǝ (Neeritter) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1