33864 |
bronstig, van merries |
hits:
hets (L321p Neeritter)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
broeod (L321p Neeritter)
|
brood [DC 39 (1965)]
III-2-3
|
25593 |
brood netten |
kleuren:
kleuren (L321p Neeritter)
|
Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
25613 |
brood uit de oven halen |
uithalen:
ūthǭlǝ (L321p Neeritter)
|
Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.]
II-1
|
25616 |
brood uit het blik of van de plaat halen |
uitwasemen:
ūtwāsǝmǝ (L321p Neeritter)
|
Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52]
II-1
|
20710 |
broodje |
mastel:
ronde broodjes met opening in zo groot als een gulden
mastellen (L321p Neeritter),
pistolet:
langwerpig licht gebakken broodje vijftien cm lang ongeveer
pistolés (L321p Neeritter),
smik:
fijner witbrood zonder vulsel in de vorm van een zweep
smikken (L321p Neeritter),
stoet:
aan mekaar gebakken broodjes, vierkant ongeveer acht cm hoog, die afgebroken worden dus geen gebakken zijkantjes hebben
stoete (L321p Neeritter),
Werden aan mekaar gebakken en los gebroken.
stoet (L321p Neeritter),
stoetje:
Werden aan mekaar gebakken en los gebroken.
stuutjes (L321p Neeritter),
vlinder:
een soort piedeeg bestrooid met poedersuiker, in de vorm van strik of vlinder
vlinders (L321p Neeritter)
|
verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25655 |
broodkar |
broodkar:
brūǝtkɛr (L321p Neeritter)
|
Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.]
II-1
|
25493 |
broodkorst |
korstje:
kø̄stjǝs (L321p Neeritter)
|
De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.]
II-1
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
broeodmets (L321p Neeritter)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25500 |
broodoven |
oven:
oven (L321p Neeritter),
ōvǝ (L321p Neeritter)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|