e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groot rad, windrad groot rad: grȳǝ.t rā.t (Neeroeteren) Het van pinnen voorziene rad dat wordt gebruikt om de molenstenen met behulp van een steenreep op te heffen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteenreepɛ.' [Vds 207; Jan 190] II-3
grootmoeder bestemoeder: bestemooier (Neeroeteren), bonne-ma: bonma (Neeroeteren), kindertaal  boomma (Neeroeteren), grootje: grootje (Neeroeteren), kindertaal  groeëtje (Neeroeteren), grootmama: groetmama (Neeroeteren), grootmoeder: groetmooder (Neeroeteren), groetmooier (Neeroeteren), groetmóójer (Neeroeteren), groeëtmoder (Neeroeteren), groëtmoder (Neeroeteren), peetje: kindertaal  peetje (Neeroeteren) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootte grootte: grīədə (Neeroeteren), gry(3)̄ədə (Neeroeteren) grootte [ZND 01 (1922)] III-4-4
grootvader bestevader: bestevaaier (Neeroeteren), bon-pa: bompa (Neeroeteren), kindertaal  bompa (Neeroeteren), bôompa (Neeroeteren), grootje: kindertaal  groeëtje (Neeroeteren), grootpapa: groetpapa (Neeroeteren), grootvader: groetvaader (Neeroeteren), groetvaaier (Neeroeteren), groeëtvader (Neeroeteren), groëtvader (Neeroeteren), opa: opa (Neeroeteren), peteren: kindertaal  pieëtere (Neeroeteren) grootvader [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootwerk groot werk: gruǝt wɛrk (Neeroeteren) Het werk dat bestaat in het maken van grote kledingstukken zoals colberts en winterjassen. [N 59, 194b] II-7
grote boerderij geleg: gǝlęi̯x (Neeroeteren), gǝlɛx (Neeroeteren), gǝlɛ̄x (Neeroeteren), paardsplaats: pērtsplāts (Neeroeteren  [(itt ossenplaatsje)]  ) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote hoeveelheid, hoop hoop: einen huip (Neeroeteren), heip (Neeroeteren), houp (Neeroeteren) grote hoeveelheid || hoop [ZND 01 (1922)] III-4-4
grote schoonmaak grote schoonmaak: groëtte sjoënmaak (Neeroeteren, ... ) Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] III-2-1
grote wolk grote wolk: grute wuik (Neeroeteren) grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)] III-4-4
grove stem grove stem: ein graove stèm (Neeroeteren), ⁄n grōͅf steͅm (Neeroeteren) grove stem [ZND 24 (1937)] III-3-1