e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange onderbroek? lange onderboks: lang ondərboks (Neeroeteren) onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)] III-1-3
langen langen: B.v. Waat heb ich dich gelangd? Ich lang hem ein pen.  langen (Neeroeteren), Geven.  langen (Neeroeteren, ... ), Geven. Dit woord wordt zelden meer gebruikt.  langen (Neeroeteren) Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)] III-1-2
langpootmug hooiwagen: huujwage (Neeroeteren) langpootmug III-4-2
langwerpig wittebrood lange witte mik: lange witte mik (Neeroeteren) Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)] III-2-3
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strī.p (Neeroeteren) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: det geit langzaam (Neeroeteren), det geit lensem (Neeroeteren), det gijt langzaam (Neeroeteren, ... ) Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)] III-4-4
langzamer hou: hōu̯ (Neeroeteren) Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96] I-10
lantaarn lamptaarn: lampteèr (Neeroeteren), lamptèrn (Neeroeteren), lantaarn: lanteèr (Neeroeteren), lantêr (Neeroeteren), Ein grute lantèèr möt ein hiêl klein leechtsje: iemand die veel praats heeft maar weinig te vertellen weet Zuu ein(e) moot men möt ein lanrèèr goan zeke: zulke bijzondere persoon vindt men niet elke dag  lantèèr (Neeroeteren), lantarie: lantarie (Neeroeteren), lantaring: soms gebruikt  lantèring (Neeroeteren) lantaarn [ZND 01 (1922)], [ZND 37 (1941)] III-2-1
lap op een schoen lap: lap (Neeroeteren) lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3
last, moeilijkheid miserie: waat ein mezèrie toch z ook mert en leid  mezérie (Neeroeteren) ongemak, moeilijkheid III-1-4