e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
optuigen (het) getuig opleggen: t ˲gǝtī.x˱ ǫplęqǝ (Neeroeteren), aandoen: ā.ndō.n (Neeroeteren) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
opvoeden, grootbrengen opbrengen: opbrènge (Neeroeteren), opleiden: opleije (Neeroeteren), optrekken: een volkser gezegde voor opleije  optrèkke (Neeroeteren) opvoeden || opvoeden, grootbrengen III-2-2
opvoeding opvoeding: opvojing (Neeroeteren) opvoeding III-2-2
opzettelijk expres: ekspres (Neeroeteren), expres (Neeroeteren), De höbs det espres neet gezagt  espres (Neeroeteren), ook materiaal znd 1a-m  espres (Neeroeteren) moedwillig, opzettelijk || moedwillig,opzettelijk || opzettelijk [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-1-4
orgel orgel: ene šūnen oksaol mēt ene nuwen ērgel (Neeroeteren), enen oRgel (Neeroeteren), orgel (Neeroeteren, ... ), èrgel (Neeroeteren, ... ) Een nieuw orgel (in de kerk). [ZND 42 (1943)] || Een nieuw orgel. [ZND 42 (1943)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || orgel [GTRP (1980-1995)] III-3-2, III-3-3
os os: ǫs (Neeroeteren), ɛs (Neeroeteren), stier: stēr (Neeroeteren) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, bejaard oud: aoed (Neeroeteren), aut (Neeroeteren) oud; de man is oud [ZND 05 (1924)] III-2-2
oud, versleten paard knol: knǫl (Neeroeteren), oud paard: ǭt pē̜rt (Neeroeteren), oude bok: au̯ǝ bok (Neeroeteren), oude kragge: au̯ kraq (Neeroeteren) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude man oude: auwe (Neeroeteren), oude mens: dê gooie aoewe mins is mèt ⁄t pêrd dōēr ⁄t ies gezakt en in ⁄t kaoed water gevalle (Neeroeteren) De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)] || oude III-2-2, III-3-1
oude vrouw mo: iets platter  mo (Neeroeteren), oude vrouw: aoe vrouw (Neeroeteren, ... ) benaming en aanspreking van een goedaardige en wat oudere vrouw || een oude vrouw [ZND 05 (1924)] III-2-2, III-3-1