18599 |
lange onderbroek? |
lange onderboks:
lang ondərboks (L368p Neeroeteren)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17809 |
langen |
langen:
B.v. Waat heb ich dich gelangd? Ich lang hem ein pen.
langen (L368p Neeroeteren),
Geven.
langen (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
Geven. Dit woord wordt zelden meer gebruikt.
langen (L368p Neeroeteren)
|
Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
24418 |
langpootmug |
hooiwagen:
huujwage (L368p Neeroeteren)
|
langpootmug
III-4-2
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
lange witte mik:
lange witte mik (L368p Neeroeteren)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strī.p (L368p Neeroeteren)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
det geit langzaam (L368p Neeroeteren),
det geit lensem (L368p Neeroeteren),
det gijt langzaam (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
34017 |
langzamer |
hou:
hōu̯ (L368p Neeroeteren)
|
Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96]
I-10
|
19599 |
lantaarn |
lamptaarn:
lampteèr (L368p Neeroeteren),
lamptèrn (L368p Neeroeteren),
lantaarn:
lanteèr (L368p Neeroeteren),
lantêr (L368p Neeroeteren),
Ein grute lantèèr möt ein hiêl klein leechtsje: iemand die veel praats heeft maar weinig te vertellen weet Zuu ein(e) moot men möt ein lanrèèr goan zeke: zulke bijzondere persoon vindt men niet elke dag
lantèèr (L368p Neeroeteren),
lantarie:
lantarie (L368p Neeroeteren),
lantaring:
soms gebruikt
lantèring (L368p Neeroeteren)
|
lantaarn [ZND 01 (1922)], [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
18346 |
lap op een schoen |
lap:
lap (L368p Neeroeteren)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18933 |
last, moeilijkheid |
miserie:
waat ein mezèrie toch z ook mert en leid
mezérie (L368p Neeroeteren)
|
ongemak, moeilijkheid
III-1-4
|