e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweede pas tweede pas: twīdjǝ pas (Neeroeteren) [N 59, 76b] II-7
tweeling tweeling: twieling? (Neeroeteren) tweeling [ZND 08 (1925)] III-2-2
twijg gors: gors (Neeroeteren), wis: wes (Neeroeteren) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
twijg, jonge tak rijs: ri-js (Neeroeteren) rijs, dus takje III-4-3
ui, ajuin indj: iêndsj (Neeroeteren), inje: eniə (Neeroeteren), injen (Neeroeteren), unne: unj (Neeroeteren), unje (Neeroeteren) ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] || ui I-7
uienpannenkoek ajuinenkoek: met ajuin  ienjekook (Neeroeteren) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
uier uier: ei̯ǝr (Neeroeteren), ii̯.ǝr (Neeroeteren), ii̯ǝr (Neeroeteren), īi̯ǝr (Neeroeteren), īǝr (Neeroeteren) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uil uil: i-jl (Neeroeteren) uil III-4-1
uit de as gezeefde kolen kolengries: koelegries (Neeroeteren), oudding: awd denk (Neeroeteren), Houtskool = \"aomerten\".  auwd ding (Neeroeteren) Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
uitbrander rappelement: rappellement (Neeroeteren), uitborsteling: oetborsteling (Neeroeteren) hoe zeg je: een vermaning, een berisping krijgen (woord op -ment) ? [ZND 41 (1943)] III-1-4