e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bosrietzanger bosrietzanger: bosrietzenger (Neerpelt) bosrietzanger III-4-1
bot bot: boͅt (Neerpelt) bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)] III-2-1
bot eggen bot [eggen]: bǫt (Neerpelt), met de eeg bot derop: męt ˲d ēx˱ bǫt ˲dǝrǫp (Neerpelt), slepen: [slepen] (Neerpelt) Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.] I-2
boter boter: bōtǝr (Neerpelt), bōǝtǝr (Neerpelt), botter: botǝr (Neerpelt) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterham boterham: boterham (Neerpelt), botəram (Neerpelt), Syst. Frings  boͅtəram (Neerpelt), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  boëterham (Neerpelt), bŏŏtterham (Neerpelt), snede: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  sneej (Neerpelt) boterham [ZND 32 (1939)], [ZND B2 (1940sq)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || Moeder! Mag ik een boterham [ZND 45 (1946)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham (kinderwoord) bammetje: Syst. Frings  baməkə (Neerpelt), hammetje: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  hammeke (Neerpelt) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham met kaas boterham mee kaas: Syst. Frings  boͅtəram mɛ̄ kɛ̄s (Neerpelt) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met vet boterham mee vet: Syst. Frings  boͅtəram mɛ̄ vɛt (Neerpelt) Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham van wit en zwart brood preekheer: Syst. Frings  pēkhēr (Neerpelt) Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterkuip teil: teil (Neerpelt) Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c] I-11