20241 |
buurt |
buurt:
hij woont in de buurt (L312p Neerpelt),
hɛ̄j wont in də byrt (L312p Neerpelt),
gebuur:
in de geboer (L312p Neerpelt),
in də gəbuər (L312p Neerpelt)
|
Hij woont in de buurt [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
buurten:
buurten (L312p Neerpelt),
by(3)rtən (L312p Neerpelt),
byrtən (L312p Neerpelt),
uchteren:
uchteren (L312p Neerpelt),
ychtərən (L312p Neerpelt)
|
buurten (s avonds bij de buren gaan praten) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet het gebruik in de winter s avonds bij de buren te gaan zitten praten? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
21304 |
buurvrouw |
buurvrouw:
buurvrouw (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
byrvroͅw (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt)
|
buurvrouw [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
23398 |
calvarieberg op het kerkhof |
calvarieberg:
kelvaariebeerg (L312p Neerpelt)
|
De beeldengroep op het kerkhof, bestaande uit Jezus aan het kruis en aan weerskanten daarvan Maria en Johannes [Calvariegroep, kruisgroep, Calvarieberg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23643 |
canonborden |
schilderijtjes van de altaar:
schilderijkes van den altoar (L312p Neerpelt)
|
De canonborden op het altaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33749 |
castreren |
pitsen:
petsǝ (L312p Neerpelt),
snijden:
snii̯ǝ (L312p Neerpelt),
snī.n (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
šnīi̯ǝ (L312p Neerpelt)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-12, I-9
|
23886 |
catechismus |
catechismus:
kadegismus (L312p Neerpelt)
|
De katechismus, de christelijke leer, de kristenleer, de kinderleer [de kienderlieër, kristelier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23887 |
catechismusboekje |
catechismus:
kadegismus (L312p Neerpelt)
|
Het boekje [kategèssemes, kategèsm, katejismes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18431 |
ceintuur |
band:
band (L312p Neerpelt),
ceintuur:
ceintuur (L312p Neerpelt),
sentuur (L312p Neerpelt),
riem:
riem (L312p Neerpelt)
|
Hoe noemt U: een ceintuur (band, sjerp?) [N 62 (1973)]
III-1-3
|
21451 |
cent |
cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
nə zēͅnt (L312p Neerpelt)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|