e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
das, sjaal sjaal: sjal (Neerpelt) das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] III-1-3
dauw mauw: mauw (m.)  māw (Neerpelt), moek: mok  mok (Neerpelt) dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)] III-4-4
de absolutie geven absolutie (<fr.) geven: apselutie gèven (Neerpelt) De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)] III-3-3
de akker bewerken labeuren: labø̜̄rǝn (Neerpelt) Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.] I-1
de avond luiden de avondklok luiden: de oavedklok luit (Neerpelt), heiligavond luiden: hellig aoved luit (Neerpelt), luiden: het lut (Neerpelt) De avondklok luidt. [ZND 32 (1939)] || Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de berg afrollen afrollen: de berg afrollen (Neerpelt), aftuimelen: a.ftumələn (Neerpelt), aftuimelen (Neerpelt), den berg aftoemele (Neerpelt), də bĕrg āftumələ (Neerpelt), trullen: van den berg trullen (Neerpelt) de berg afrollen [ZND 41 (1943)] III-1-2
de buik opensnijden opensnijden: ōpǝsnęjǝn (Neerpelt) De buik opensnijden om de ingewanden eruit te kunnen halen. [N 28, 56; monogr.] II-1
de catechismusles bijwonen naar de catechismus gaan: nô de de kadegismus gôan (Neerpelt), nô de kadegismus gôan (Neerpelt) De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)] || Het onderricht, katechismusles in de kerk of op school. [N 96D (1989)] III-3-3
de catechismusles verzuimen uit de catechismus blijven: oette kadegismus blieeven (Neerpelt) De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)] III-3-3
de communie brengen aan een zieke ons heer brengen: ös hier brèngen (Neerpelt) De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)] III-3-3