e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opgewarmde koffie breuzel: breuzel (Nieuwenhagen) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3
opgieten opschudden: opšødǝ (Nieuwenhagen) Water in de pomp gieten om deze op gang te krijgen als de kleppen etc. niet goed afsluiten. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlens zijnɛ.' [N 64, 135b; N 66, 51b; monogr.] II-11
opgooien (tossen) kruis of munt werpen: kry(3)̄ts oͅf mønt weͅrpə (Nieuwenhagen), tossen: toͅsə (Nieuwenhagen) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
opgroeiend jong kipje pul: pøl (Nieuwenhagen) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophaalmachinist vordermachinist: vø̜rdǝrmašǝnes (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Winterslag, Waterschei]), vø̜rdǝrmašǝnest (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]) De arbeider die de ophaalmachine bedient. [N 95, 134; monogr.] II-5
ophaler trekker: trękǝr (Nieuwenhagen) Metalen staaf met een vlakke baan met in het midden een uitholling die over de klinknagel past. De ophaler dient om de rand van het gat van de aaneen te klinken delen vlak te slaan waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Zie ook afb. 180a. [N 33, 321; N 64, 74b; N 66, 20b] II-11
ophitsen aanstechelen: āāsjtàggələ (Nieuwenhagen), aanstoken: āāsjtūūëkə (Nieuwenhagen), aanzetten: āāzèttə (Nieuwenhagen), ophitsen: òphitsə (Nieuwenhagen), opstoken: ŏpsjtūūëkə (Nieuwenhagen) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk de pin derin houwen: dər pīn dri houwə (Nieuwenhagen), feierabend (du.) maken: faierabənt māāke (Nieuwenhagen), op-hren (< du.): ophūūërə (Nieuwenhagen), schicht (du.) houden: Sjiech komt van het Duitse ‘schicht’. Het betekent ‘dienst’. Je vindt dat bijvoorbeeld verschillende keren terug in de aflevering van de mijnwerker (WLD II.5). Het is daar ook zo als trefwoord opgenomen.  sjiech hà (Nieuwenhagen), uitscheiden: ōētsjijjə (Nieuwenhagen) ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren opklaren: opklieeren (Nieuwenhagen), optrekken: optrekke (Nieuwenhagen) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opletten acht geven: ach gaeëvə (Nieuwenhagen), gedanke (du.) geven: gədankə gēēëvə (Nieuwenhagen), oppassen: oppássə (Nieuwenhagen) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] III-1-4