e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braam braam: brām (Nieuwenhagen) Ruige, oneffen rand die ontstaat na het gieten of zagen van metaal. [N 64, 55c; N 33, 164 add.; monogr.] II-11
braambes bramelen: brōͅmələ (Nieuwenhagen), bròmel (Nieuwenhagen) braam(bessen) [RND] || braambes [Roukens 03 (1937)] III-4-3
braambessen bramelen: brǭmǝlǝ (Nieuwenhagen) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper bramentaats: briemetetsj (Nieuwenhagen), heggentaats: heggetetsj (Nieuwenhagen) braamsluiper (13 grauwbruin; graag in doornheggen; maakt doorzichtig sprietjesnest; zang begint met heel zacht muizegepiep en eindigt luider [juul-juul-juul-juul] [N 09 (1961)] III-4-1
braamstruik bramelenstruik: WBD/WLD  brāōməlsjtrūūëk (Nieuwenhagen), bramen: WBD/WLD  brāōm (Nieuwenhagen), brīēëm (Nieuwenhagen), bramenstruik: WBD/WLD  brāōməsjtrūūëk (Nieuwenhagen) De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
brak, vals dak brak: brak (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]) Slappe leisteenbank in het dak die dreigt in te storten. [N 95, 576; N 95, 898; N 95, 899; monogr. Vwo 188; Vwo 194; Vwo 670; Vwo 711; Vwo 810; div.] II-5
braken braken: breake (Nieuwenhagen), gobbelen: gèùbele (Nieuwenhagen), kotsen: kotse (Nieuwenhagen, ... ), overgeven: uuvergéve (Nieuwenhagen), ùùvergeave (Nieuwenhagen) overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
bramenvlaai bramelenvladem: broamelevlaam (Nieuwenhagen) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
brandewijn brandewijn: brandewīēn (Nieuwenhagen), schnaps (du.): sjnàps (Nieuwenhagen) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandhout stookhout: sjtŏəkhōōt (Nieuwenhagen) Hoe noemt u het brandhout voor de kachel? (brandhout, stoofhout, kapittelhout) [N 104 (2000)] III-2-1