18132 |
wonde |
wonde:
Etteren wordt niet gebruikt.
daiə won zal verzweere (P117p Nieuwerkerken)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
21267 |
woord |
woord:
wōt (P117p Nieuwerkerken)
|
woord [RND]
III-3-1
|
21014 |
wormstekig |
gestoken:
(is) gesteke (P117p Nieuwerkerken)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
25450 |
worst maken |
worsten draaien:
wostǝ drē̜ (P117p Nieuwerkerken)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
kappen:
kapǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫtǝl (P117p Nieuwerkerken)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
33563 |
worteltje |
poten:
puətə (P117p Nieuwerkerken)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)]
I-7
|
17679 |
wreef |
striksel:
striksel (P117p Nieuwerkerken)
|
de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrèəve (P117p Nieuwerkerken)
|
wrijven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
wreeinge (P117p Nieuwerkerken)
|
wringen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|