33528 |
framboos |
framboos:
framboeəs (P117p Nieuwerkerken)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
18784 |
franje |
fronjel:
freungels (P117p Nieuwerkerken)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
Viə hebbe en Frankrijək geziətə (P117p Nieuwerkerken)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
31876 |
frezen |
frezen:
frē̜zǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
Het land met de frees bewerken. [N 27, 16 add.; div.]
I-2
|
20586 |
fruit bewaren |
laten bleken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
loate bleekə (P117p Nieuwerkerken)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
21557 |
gadeslaan? |
gadeslaan:
w tussen o en e
z⁄n zoake goasloə (P117p Nieuwerkerken),
nazien:
ie kort gewoonlijk
Z⁄n zoake noazien (P117p Nieuwerkerken)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22733 |
gaffel |
gaffel:
toezetten
de gaffel tijzetten (P117p Nieuwerkerken)
|
Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21314 |
galgenaas |
ploeter:
WNT sub ploeteren, afl. ploeterd, gewestelijk voor: een ongemakkelijk heer, een lastige man, een "brombeer".
⁄t is inne ploeter (P117p Nieuwerkerken),
smeerlap:
#NAME?
⁄t is inne smiərlap (P117p Nieuwerkerken)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
23265 |
galmgaten |
almgaten:
de halmgoatər (P117p Nieuwerkerken),
galmgaten:
de galmgoatər (P117p Nieuwerkerken)
|
Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
33849 |
galopperen |
galoppen:
gǝlǫpǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
De galop is een drie-tempogang. Het paard beweegt met lange, gelijkmatige passen en leidt met één van de voorbenen. Beginnend met het rechter voorbeen gaat het als volgt verder: links achter (linker diagonaal), rechts achter en links voor, gevolgd door een zweefmoment. Bij het grootste aantal paarden hoort men drie hoefslagen (zie drieslag), waarbij de nederzetting van de twee voeten overkruis geschiedt. Enkel bij de galop van zeer goed gedresseerde man√®gepaarden worden de vier hoefslagen gehoord. Dit laatste heeft niets te maken met "vierkappens, vierklauwens of viervoetig lopen", wat "snel lopen" betekent. Zie afbeelding 10. [JG 1b; N 8, 20, 81c, 81d, 81e en 81f]
I-9
|