21595 |
geschiedenis |
geschiedenis:
ieən geschiedenis vertaille (P117p Nieuwerkerken)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
ǭmǝl (P117p Nieuwerkerken)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrǝx (P117p Nieuwerkerken)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gemattel (P117p Nieuwerkerken),
gesukkel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gesugel (P117p Nieuwerkerken)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətráádə vrów (P117p Nieuwerkerken)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
tuigen:
tuige (P117p Nieuwerkerken)
|
getuigen [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21322 |
gevangenis |
kot:
Van Dale: kot, 4. gevangenis.
kot (P117p Nieuwerkerken),
prison (<fr.):
minder
prezong (P117p Nieuwerkerken)
|
gevangenis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
giəvəl (P117p Nieuwerkerken)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
week:
wieək (P117p Nieuwerkerken)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
doof:
doef (P117p Nieuwerkerken)
|
in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|