18046 |
haarenkelen |
haarenkelen:
haarenkelen (L433p Nieuwstadt)
|
haarenkelen: Zijn enkel stuk stoten bij het lopen (haarenkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17795 |
haarlok |
krul:
krol (L433p Nieuwstadt)
|
een bosje haar van min of meer slingerende gedaante [lok, streng, tres, toer] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
17796 |
haarstaart |
vlecht:
vlech (L433p Nieuwstadt)
|
het los neerhangende gedeelte van het haar, als men het bijeen gebonden draagt [staart, keu, vlecht] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
20782 |
haas |
haas:
haas (L433p Nieuwstadt, ...
L433p Nieuwstadt)
|
haas [DC 07 (1939)] || Haas, zonder onderscheid van geslacht [N 94 (1983)]
III-4-2
|
22348 |
haasje-over |
bokspringen:
boksjprenge (L433p Nieuwstadt)
|
Het spel waarbij elke speler op zijn beurt achtereenvolgens over al de anderen die voorovergebogen, met de handen op de knie, op een rij staan, heenspringt [pieën, over het lijfje springen, bokspringen, voetje, broek over de haag]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24319 |
hagedis |
es:
aes (L433p Nieuwstadt)
|
hagedis [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
25143 |
hagelbui |
hagelbui:
hagelbuuj (L433p Nieuwstadt),
hagelschuil:
hagelsjoel (L433p Nieuwstadt)
|
hagelbui [DC 16 (1948)]
III-4-4
|
25144 |
hagelen |
hagelen:
hagele (L433p Nieuwstadt)
|
hagelen [DC 53A (1978)]
III-4-4
|
27379 |
hak |
hak:
hak (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Algemene benaming voor het werktuig dat de mijnwerker gebruikt voor het loshakken van het gesteente en de steenkool. Rond de eeuwwisseling gebruikte men op de Oranje-Nassaumijnen in de regel de kruishouweel, terwijl men in en na de Eerste Wereldoorlog bijna volledig overging op de eenarmige Belgische hak. De "hak" bezat volgens een invuller uit Q 121 aan één kant een punt en aan de andere kant een hamer; het werktuig werd, voor de persluchthamer zijn intrede deed, op de Domaniale mijn gebruikt om de kolen los te slaan. Het woordtype "pik" van de Belgische respondenten is specifiek van toepassing op een dergelijke, eenarmige hak. De term "snijhamer" was volgens Loontjens (pag. 39) op de mijn Hendrik een verouderde benaming voor een kolenhak. [N 95, 732; N 95, 760 add.; monogr.; Vwo 360; Vwo 596]
II-5
|
18180 |
hak van een schoen |
hak:
den hak van de sjoo‧n (L433p Nieuwstadt),
Lere, iezere hak.
hak (L433p Nieuwstadt)
|
De hak (welke soorten) [N 60 (1973)] || hak van de schoen [N 07 (1961)]
III-1-3
|