e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange neus lange neus: lang naas (Noorbeek) neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] III-1-1
lange overjas jopjas (<du.): vgl. Van Dale (DN): Joppe, jekker, jopper - jasje.  joep-jas (Noorbeek) een lange dikke overjas [N 59 (1973)] III-1-3
lange tijd toer: toer (Noorbeek) een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)] III-4-4
lange, dunne tak dunne tak: dunne tak (Noorbeek) dunne tak [DC 35 (1963)] III-4-3
langgerekt hok kast: kas (Noorbeek) De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.] I-4
langpootmug hooiwagen: höj-wage (Noorbeek) Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] III-4-2
langwagen wagel: wāgǝl (Noorbeek) Vierwielige wagen, waarvan het voorste en het achterste asstel met elkaar verbonden zijn door een lange zware balk, de zogenaamde "langboom". De bak rust op drie ronblokken (zie dat lemma). Het achterstel bestaat uit een as, een asblok (zie dat lemma) en een rongblok. De langboom zit met een pin vast in het rongblok. Asblok en rongblok zijn op elkaar bevestigd. De twee achterste wagenarmen zorgen er samen met de langboom voor dat het achterstel onbeweeglijk is. Het voorstel bestaat uit een asblok, een middenblok en een rongblok. De bak rust op de rongblokken; de langboom en de voorste wagenarmen steken door het middenblok. Dwars door de drie blokken steekt een draaipin, waardoor het rongblok kan draaien boven de andere blokken. De dissel (zie dat lemma) zit geklemd tussen de voorste wagenarmen. De langwagen komt voornamelijk in Haspengouw, meer bepaald Droog-Haspengouw, voor. [N 17, 43c; N G, 51 + 70a; JG 1b + 1d] I-13
langzaam, traag langzaam: laangzem (Noorbeek), langsum (Noorbeek), loangsoam (Noorbeek) langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] || langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)] III-4-4
lap lap: lap stōf (Noorbeek), sterke stof: sterk stòf (Noorbeek) Hoe noemt U: een lap stof [N 62 (1973)] || sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)] III-1-3
lap stof lap stof: lap štōf (Noorbeek) Een lap of stuk stof. [N 62, 71b; MW] II-7