e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijshout, bonenstaak rijs: riezer (Noorbeek) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)] I-7
rijzen gaan: gǭǝ (Noorbeek), rijzen: rīzǝ (Noorbeek) [N 29, 25b; monogr.] II-1
rijzen, uit de aren vallen rijzen: rīzǝ (Noorbeek), ruizelen: rȳzǝlǝ (Noorbeek) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
rimpelen, fronsen plooien troggelen: plujǝ trogǝlǝ (Noorbeek), rimpelen: rempǝlǝ (Noorbeek) Al plooiend rijgen. Rimpelen is het uitrekken van een hoeveelheid stof tot een vooraf bepaalde kortere lengte, langs één of meer stiklijnen, waarbij de ruimte wordt verdeeld in gelijke, soepele plooitjes (Het Beste Naaiboek, pag. 178). Bij fronsen wordt de ruimte over een bredere afstand verdeeld dan bij rimpelen. Zie afb. 46. [N 59, 53; N 62, 12a; N 62, 30; Gi 1.IV, 34; MW; monogr.] II-7
ringen muntelen: møntǝlǝ (Noorbeek) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12
ringen, randen verwijderen van peulvruchten ringen: renge (Noorbeek) [N Q (1966)] I-7
ringmus haagmus: ha:gmöš (Noorbeek) Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
ringrups rups: roepsj (Noorbeek), röps (Noorbeek) ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)] III-4-2
ringtang munteltang: møntǝltaŋ (Noorbeek) Tang waarmee men het varken een ring in de neus zet. [N 76, 47] I-12
ringworm omloop: umlòòp (Noorbeek) Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)] III-1-2