24329 |
houtworm |
houtworm:
haotwörm (Q197p Noorbeek)
|
wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
29627 |
houweel |
pioche:
pii̯oš (Q197p Noorbeek)
|
Houweel of hak die vroeger gebruikt werd om de wielen van de kar of wagen vrij te maken als die vastgelopen was op slechte wegen. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de kar of wagen tot de wegen beter werden en de hak als steun vervangen werd door de zware karsteun. [N 17, 83; JG 1d; monogr.]
I-13
|
18962 |
huichelaar |
huichelaar:
huigeler (Q197p Noorbeek)
|
een huichelachtig persoon, iemand die zich mooier voordoet dan hij is [godverneu-ker, heiligboontje, fijnaard] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19307 |
huichelen |
huichelen:
huigele (Q197p Noorbeek)
|
zich anders en meer voordoen dan men is [kwezelen, femelen, huichelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17565 |
huid |
huid:
hōēt (Q197p Noorbeek),
vel:
vè:l (Q197p Noorbeek)
|
huid [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18044 |
huiduitslag |
brobbels:
Pukkeltjes.
broebele (Q197p Noorbeek)
|
Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (dutsel, rool). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18876 |
huilen |
beuken:
bèùeke (Q197p Noorbeek),
bèùke (Q197p Noorbeek),
joechelen:
ideosyncr.
joechgelen (Q197p Noorbeek),
joenken:
joenke (Q197p Noorbeek),
krijten:
(Eijsden!).
kriete (Q197p Noorbeek)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-2-1
|
24376 |
huisjesslak |
huisjesslak:
hùùskesslek (Q197p Noorbeek),
slak:
ideosyncr.
schlek (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
möš (Q197p Noorbeek)
|
Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
19427 |
huisvuil |
afval:
aafval (Q197p Noorbeek),
vuil:
voel (Q197p Noorbeek)
|
Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)]
III-2-1
|