17610 |
lange neus |
lange neus:
lang naas (Q197p Noorbeek)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18558 |
lange overjas |
jopjas (<du.):
vgl. Van Dale (DN): Joppe, jekker, jopper - jasje.
joep-jas (Q197p Noorbeek)
|
een lange dikke overjas [N 59 (1973)]
III-1-3
|
24906 |
lange tijd |
toer:
toer (Q197p Noorbeek)
|
een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24844 |
lange, dunne tak |
dunne tak:
dunne tak (Q197p Noorbeek)
|
dunne tak [DC 35 (1963)]
III-4-3
|
33074 |
langgerekt hok |
kast:
kas (Q197p Noorbeek)
|
De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.]
I-4
|
24418 |
langpootmug |
hooiwagen:
höj-wage (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34571 |
langwagen |
wagel:
wāgǝl (Q197p Noorbeek)
|
Vierwielige wagen, waarvan het voorste en het achterste asstel met elkaar verbonden zijn door een lange zware balk, de zogenaamde "langboom". De bak rust op drie ronblokken (zie dat lemma). Het achterstel bestaat uit een as, een asblok (zie dat lemma) en een rongblok. De langboom zit met een pin vast in het rongblok. Asblok en rongblok zijn op elkaar bevestigd. De twee achterste wagenarmen zorgen er samen met de langboom voor dat het achterstel onbeweeglijk is. Het voorstel bestaat uit een asblok, een middenblok en een rongblok. De bak rust op de rongblokken; de langboom en de voorste wagenarmen steken door het middenblok. Dwars door de drie blokken steekt een draaipin, waardoor het rongblok kan draaien boven de andere blokken. De dissel (zie dat lemma) zit geklemd tussen de voorste wagenarmen. De langwagen komt voornamelijk in Haspengouw, meer bepaald Droog-Haspengouw, voor. [N 17, 43c; N G, 51 + 70a; JG 1b + 1d]
I-13
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
laangzem (Q197p Noorbeek),
langsum (Q197p Noorbeek),
loangsoam (Q197p Noorbeek)
|
langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] || langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18222 |
lap |
lap:
lap stōf (Q197p Noorbeek),
sterke stof:
sterk stòf (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt U: een lap stof [N 62 (1973)] || sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
28836 |
lap stof |
lap stof:
lap štōf (Q197p Noorbeek)
|
Een lap of stuk stof. [N 62, 71b; MW]
II-7
|