18918 |
lui |
vuil:
voel (Q197p Noorbeek)
|
niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
luuj (Q197p Noorbeek)
|
lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
beùeke (Q197p Noorbeek),
buuëke (Q197p Noorbeek),
brullen:
brölle (Q197p Noorbeek),
krijten:
(Eijsden!).
kriete (Q197p Noorbeek)
|
zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
loewe (Q197p Noorbeek)
|
Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden:
loewe (Q197p Noorbeek)
|
Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31582 |
luns |
splitpen:
špletpɛn (Q197p Noorbeek)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
31583 |
lunsschijf |
schijf:
šīf (Q197p Noorbeek)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64]
II-11
|
18432 |
lusje van de ceintuur |
lusje:
löske (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt U: een lusje van de ceintuur? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
28773 |
luster |
luster:
luster (Q197p Noorbeek)
|
Weefsel in effen binding geweven. Ketting van katoenen inslag van mohair-wol. Fijne wollen of halfwollen elastische, lichte en gladde stof, vooral gebruikt voor zomerkleding. [N 62, 75c; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
28652 |
maagdenhoning |
druiphoning:
druiphoning (Q197p Noorbeek),
zuighoning:
zuighoning (Q197p Noorbeek)
|
Honing die zonder persing uit de honingraten loopt, of honing waar nog nooit broed in is geweest. Maagdenhoning is van heel goede kwaliteit. [N 63, 115a; monogr.]
II-6
|