e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meester meester: meister (Nunhem) onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1
meikever meikever: Veldeke  Meikaever (Nunhem), mulder: Veldeke  mölder (Nunhem) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] III-4-2
meisje met wie men verloofd is meidje: maedje (Nunhem) verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2
meisjesmuts met afhangende strook kapmuts: kapmöts (Nunhem) meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)] III-1-3
mekkeren lamenteren: lamɛntērǝ (Nunhem), mekkeren: mɛkǝrǝ (Nunhem) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12
melaatsheid melaats: melaats (Nunhem) Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)] III-1-2
melganzevoet schietmelde: šētmelj (Nunhem) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melk melk: męlǝk (Nunhem) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkaders melkaderen: mɛlkǭrǝ (Nunhem) De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11
melkgebit van kalveren kalvertanden: kǭvǝrtɛnj (Nunhem) [N 3A, 108a] I-11